Gedichten

UIT DE rat eet kraai-REEKS – 4/7 VAN EEN ZEVENDELIG GEDICHT OVER HET GEVECHT TUSSEN  OVERLEVING EN OVERLEVERING OF HET BEPLEITEN EN BESCHERMEN VAN EEN ZELF DAN WEL EEN OPOFFERING DAARVAN AAN WAT TOCH AL EEN LEEGGEZOGEN KARKAS NAMELIJK HET UNIVERSUM IS OF KORTWEG GETITELD: broeders van andere moeders


ii

 

in mij het nagelaten richt herdershonden af

 

veel minder listig is

in een kamer waarop een inval wordt gedaan

het initiatief nemen als slachtoffer

door het licht uit te doen en    omdat hondenkettingen niet zwaar zijn

een hondenketting uit de binnenzak te trekken

rond te zwaaien totdat iedereen kreunend op de grond ligt

 

je zegt we zijn hetzelfde

maar in mij het nagelaten denkt daar anders over

       is eigenwijs en noemt het alwetend

is fascist en waant zich verzetsstrijder

wordt inoccult door geesten achternagezeten 

       weet zich geen raad met een eenentwintigste-eeuwse gram

in een twintigste-eeuws lichaam en snakt naar

adem waar CO2 en andere kankers in zitten

 

in mij het nagelaten leert me katapulten maken

om vogels koud uit de boom te schieten    niet af te schrikken

bokst broertjes dood om stapelbedden    verdrinkt

gezinnen als die niet kunnen zwijgen

 

je vraagt om meer bewijs    ik kan alleen maar laten zien

dat mijn nagels met tangen zijn uitgetrokken

       mijn vingers werden stadse duivenpootjes

met nieuwe nagels als muitzieke spijkers

       de voortanden wasten geel

 

ik doe mijn vleugels af en begin te kruipen


 

iii (pijn mensen doen mensen pijn)

 

over hoe ik jouw bonte broer heb aangerand:

 

de bonte kraai ligt laveloos over de stoeprand gevouwen

met één vleugel op de stoep    een vleugel in de goot

ogen, hoewel aan de zijkant van de kop, naar voren gericht

 

de suggestie wekkend dat hij scheel kijkt    dat is niet zo

       en ik prematuur klaarkom uit mijn tanukizak

terwijl de forenzen van New York ons voorbijlopen

 

hoe ik je broer aan zijn veren op de achterkant van zijn kop, die kop

omhoog houd, snavel van de tegels gelicht, halfopen, iets

wat op tong lijkt vertoon    hangend

uit wat nog steeds bewusteloos mijn stoten incasseert

 

hoe ik met mijn geniepig pootje terwijl ik over hem heen buig

onder zijn rechtervleugel door zijn borst grijp

een denkbeeldige tepel tussen mijn denkbeeldige duim en wijsvinger

klem    eraan trek totdat hij wakker wordt    van de licht

opwindende pijn

 

zo, lieverd, heb ik jouw broertje naar de gallemiezen geholpen

 

in niet te vergeten beeldrijm met peuken van lantaarnhoge joints

die we samen uit putdiepe asbakken op terrassen hebben gepikt

ons de longen zwart gegeten om stap voor stap dichter bij jou

net niet in de buurt te komen

tot de laatste veer uitviel en je broer, dood, kaal naast je neerstreek

       met het vriendelijke verzoek

het moment waarop je mij toeliet in zijn leven terug te nemen

 

alles kan vergeten worden    niets ongezien


 

iv (hersenvliesontsteking)

 

en daar was jij    over mij heen

loerend met je dikke vleugels

en je zware kop    en je lichte kop

vroeg of ik zin had om mee te gaan

gedroeg je zoals ik dat gedaan heb

een verleider    roepvogel

 

leugenaar, je verzon trucjes om me te lokken

smoezen en excuses die je redenen noemde

je zong bijvoorbeeld dat ik zo    zwaar aan de beademing

mijn zaaiers niet tot last mocht zijn

       dat mijn nestgenoot het niet verdiende

onder mijn ontstaan te lijden

omdat je wist dat ik gevoelig was voor familie

       hallucinaties

van grootse dingen voorbestemd te zijn

groter dan het leven    en ik je vroeg wat groter was

dan het leven maar je daar geen antwoord op gaf

       dat ik geen circusmuis maar een wereldrat

vroeg    in welke wereld dan

besefte dat ik me kronkelig als krekels    flexibel

als klei uit jouw greep los kon maken

en de greep koos van mijn tandeloze vader

hem mijn navelstreng liet doorbijten

terwijl ik nooit echt geboren was    neofoob

 

kronkelaar

onderkruiper

mijn tanden twaalf keer mijn vermogen ontgroeid

       ik vreet mezelf wel los    overwinteren

       is kinderspel, het echte werk was toen

die eerste dag met jou en sindsdien

ben ik je nooit meer tegengekomen


 

vi (leeg het bloed aan mijn handen)

 

ik heb jouw compagnon
hoog vliegende kraanvogel tot driehoek gevouwen vlieger

afgeschud koord doorgeknipt in de prullenbak gelaten

misleidend klein klotevliegertje met windkracht tien

om mijn aderen aaneengeknoopt    als een poesjenel

bespeeld werd ik door die maat van jou

       familie van de helikopter van LSD en nicotine

nekkenbreker, guillotine, lampenkusser, maanneuker

 

het was niet de mug, broedend in rivierwaterwalmen

– het was niet de vleermuis die muggen ving –

het was de paarlemoer snoek die sprong om vleermuizen te vreten

meters onder het NAP te sleuren

       die op weg naar jou was, lieve kraai

       onder het slijk verborgen

schatten van de stad in fietsen gehaakt

om mij daar het leven zuur te maken

ik heb ze neergezeten als overbodige beesten met katapulten

hagelschoten, kanonskogels van slappe schouders

ja, ook zo kun je bestaan: bezield

om tegen aanzijn in het harnas te treden

 

het is niet dat je me wist te raken    je hebt me

onverschillig gelaten    ik kan best

zwemmen in modder, prima, kijk maar

ik adem niet ik doe niet wat een vis doet

met water    mijn kieuwen zijn als planken

drooghout    onttrekken uit vloeibaar lood de lucht nog

nodig om te slapen    of wakker is mij om het even

ik heb jouw doodsvijand, lieve kraai, verfrommeld als een mislukte

origamikikker    een kauwgompapiertje tussen mijn vingers

diep waar jouw hoofdkantoor is

gestoken in de grond





Gepubliceerd in DW B (BE), Horen en gehoord worden (maart, 2022)

VIER GEDICHTEN GEKENMERKT DOOR SPIERKOPPIGHEID EN MENTALE STUPOR AFGEWISSELD MET PRIKKELBAARHEID EN VERWARRING


flexibilitas cereas


ik geloof niet in de weg van de minste weerstand alle wegen leiden

naar rome en die stad zit stampensvol verloren doorgangen bloed

hier moet je me blauw als naaktslakken door een gieter spoelen

daar ben ik van slechte keuzes worden goede verhalen las ik op

instagram verhalen zijn in feite altijd slechte keuzes omdat je weet

dat er een einde komt als je zegt dat iets waar is geloof ik het

alweer een slechte keuze dat geloven de doorligplek is

onopgemerkt door het geklungel met mijn been in de papagaai

een pareidolie van de heilige fakking moeder maria zag ik terug


in de aluminium randen van de mineralen plafondplaten

vanmorgen vroeg en ik dacht aan mijn kruistocht naar het toilet

maar werd gedwongen de katheter die al in mij zat gesleuteld

erboven te verkiezen omdat mijn wassen geest gedragen werd

door een lichaam gedrenkt in ether zo voelde het tenminste wat

heeft zij hier nu werkelijk te zoeken je gaat nog een keer

doelbewust met mijn vinger over het ouijabord –



mutisme 

 

In Cambodja mag je elkaars hoofden niet aanraken. Hoofden zijn

heilig omdat er vuur in zit. Voor mij is heilig omdat er vuur in zit

stilte.

 

Loop blind over straat en overleef het, omdat je niet of weinig kan

schrikken, schreien. Auto’s botsen in bochten om je heen. Leef

zuiver als een monnik met een linnen collectezak, een zwart gat

aan de straat slijtend – niemand die het hoort. Bereik de overkant.

Wees waar je denkt dat je niet bent.

 

Ik wil, maar ik wil niet vliegen boven dit holle alles en er gerust,

maar niet op neerkijken. Steden vanachter wolken klein zien,

mensen tot higgs-bosonen. Dan moet ik stilte maken, iets heets

dat opstijgt    witregel    dus laat me nou    witregel    ik heb eerder

toch al, maar niet gezegd:    witregel    daag me niet uit    witregel

als een kind doet, mij aankijkt met olievlekken in het gezicht.



echolalie

 

ik lees dit gedicht zoals ik dat wil

 

ik lees dit gedicht zoals ik

dat wil

 

ik lees dit gedicht

zoals ik dat wil

 

ik lees dit

gedicht zoals ik dat wil

 

ik lees

dit gedicht zoals ik dat wil

 

ik lees dit gedicht

zoals ik

dat wil

 

ik lees

dit gedicht

zoals ik dat wil

 

ik lees dit

gedicht zoals ik

dat wil

 

ik lees dit

gedicht

zoals ik dat wil

 

ik lees

dit gedicht zoals ik

dat wil

 

ik lees dit gedicht zoals ik dat wil



catalepsie 


We zitten waar we zo vaak zaten, maar dit keer is het anders,

daarom schrijf ik erover. Een tafel tussen ons. Eerste posities. Even

al heb ik je niet gezien, misschien omdat ik, zelfs als ik alles zie

niets onthoud. Je beaamt dat en ontdekt in je nek een zuigzoen.

Ik kijk naar de grijze aderen in je hals met een stijf, hellend hoofd.

Ik herinner me niet hoe je rook. Als ik toch goed, echt goed wist

wat bewaren was. Eerste posities. Je vraagt of dit nieuw is, wijzend

naar mijn middelvingers, stekend uit de vuisten met de pinken

leunend op tafel als twee gekantelde tanks, lopen op elkaar

gericht. Het knokkelwit dat teergeel is haal je aan. Een detail

waarvan ik overloop. Ik probeer heel mijn vuisten te ballen, echt,

zie ik zweet. Weet je niet dat ik je zo achterliet, die laatste keer op

Rottumerplaat? Daar zijn we nu, precies zo. (Even later vraag je,

bij de cateringtafel, of ik die regel niet wat aan had kunnen

dikken.) Eerste posities. Je probeert een keer je krokodillenhuid

af te ritsen, maar het roest, het roest. We zijn een dinosaurus,

verfilmd. Kannibalistisch. Net als het gras.





Gepubliceerd op De Optimist (NL) (november, 2021)

evoluut: i heb altijd gelijk


I

 

i ben het centrum van de aarde

        hoe kan i anders elke dag met ichzelf wakker worden

i zou nooit elke dag met ichzelf wakker worden

als dat niet hoefde    dezelfde zorgen    zelf

de door nader te bepalen infectie dichtgegroeide ogen

 

nee    dit is geen keuze    of minstens niet een voorkeur

i ben het centrum van de aarde

 

II

 

i sta op en leg mi vinnen naast me neer

scrub mi schubben schoon onder de douche

oefen het openen en sluiten van mi bek

 

zit er genoeg zuurstof in zeepbellen om

zonder water te kunnen

en wat moet mi baas wel niet denken als i

met de ingewanden tussen mi oren

op mi werk aan kom kakken

 

III

 

als i niet gemaakt ben van één

ik, dan net zoveel als om zes uur tweeënvijftig

ganzen over het meer razen

 

en sommigen vragen aan anderen de weg    maar dat gakken

valt uiteen op het spiegelveld

sommigen verdwijnen daarachter

terwijl dat vet er niet voor gemaakt is

steken

met die vleugels achter waterplanten

        mos dat niet geademd wil worden

sommigen dansen met ichzelf    niet de zon

doen peukies in plaats van wolken

 

en één die op die buik in het gras ligt om te zien

hoe water ook een lip kan zijn

van een mond die nooit opent    om de wereld op te eten

 

IV

 

een gans is een eend die die nek uitsteekt

 

V

 

het ei rolt van de voet de heuvel af    het water in

de vissenkop, de kikkerdril    zo diep het wil, het steen

voorbij    het drijft alleen als het rot is

in de kern van de aarde gaart en daar wordt

waar de wind anders waait de titel van een westerncultfilm

met rode en witte ninjacowboys

        openingsscène van aquareldoeken

achter computer-gegenereerde kampvuren

of tenminste met de hand getekende indianen

ertussen op de horizon

 

mi lief

vraagt ich wel af

welke mens als eerst een eitje bakte, en waarom

 

VI

 

i loop hand in hand met mi kleinste

ik    die vraagt waarom i nooit in mi palmen

kijk    of i vrees voor overlopende lijnen

 

een kikker zei gedag niet    lag net lekker te slapen

achter die knipvliezen

mi kleine snapt daar geen snars van

het komt pas later    waarom die niet terugzwaait

 

jij bent ik    terwijl die wijst

met vingers zo groot als mi vingers

en i leg uit    leg uit een brug

met ons tong

 

de ogen van mi kleine zijn

    ingevallen

maar als die slaapt is die precies een kikker

 

VII

 

een beuk is uit het meer losgewoeld

        naar de kant omgevallen

i sta met mi rugzak naast de stam

die voelt als de nek van een paard

i klap het moed in    aai die vacht

 

i overweeg om in dit meer

je lichaam achter te laten

i besluit om in dit meer

je lichaam achter te laten

doe mi rugzak af en maak die open

haal daar een voor een je ledematen uit

en leg ze langs de wortels te drijven

 

alles hier zwijgt

 

een wiebelende baars

koper als een herfstblaadje    tevreden

tegen de oever

met die linkerflank als een plastic zak boven water

bewijs dat de dood er leeft

 

het is geen gif in het meer    het is gelatenheid

het is het eind van een cyclus

niet aan te wijzen zichtbaar

 

van nu af aan is alleen nog wij





Gepubliceerd in De Gids (NL) 2021.4 (september, 2021)

EEN DUCK DUCK GO FLARF VIERLUIK


kraai eet rat

 

Zangvogels zijn zaadeters.

Ook koolbladeren en peulvruchten worden gegeten

en enorme hoeveelheden emelten.

Zangvogels, zeker kraaien, zijn niet perfect.

 

Wat je zelf, amper bestaande

uit hoofd, motivatie en benen kan klaarmaken

voor een kraai: braakballen

van nachtelijke verkeersslachtoffers langs wegen.

Laat ratten op menselijke wijze sterven,

maak handig gebruik van ontstane gaten

– gif is slecht voor de natuur.

 

Herstel.

Van weerkaatsing is geen sprake

omdat je aan het donker niets verandert.

Het heeft geen zin om een dode kraai,

de borst van een kraai, op te hangen

bij wijze van vogelverschrikker,

daar is de kraai een veel te intelligente vogel voor.

 

Herhaal deze stappen tot de dageraad.



rat eet kraai 

 

Hij wil door de tijd

kromgetrokken vleugels, atlasloze lichamen.

 

Hoe ziet de rat eruit –

die voedt zich vooral met ongewervelden,

geweekte kattenbrokken, wegendood.

Je bent wat je eet, zeggen ze en eerlijk:

opportunisme speelt een rol.

Hij gooit soms krabben van grote hoogte

zodat hij niet hoeft te kauwen,

zuinig op zijn krokodillenkaken.

 

De rat is kannibalistisch.

 

Maar hij kan steeds lastiger eten

als pa en ma Kraai er bij staan te kijken,

niet gewetenloos in de voorraadkamers, kleine tuinvogels

zoals putters. Vinken. Eksters.

 

Een uil is natuurlijk wel een ander dier.


 

hoe om te gaan met doodeerlijke mensen

 

Als u diep in de put zit,

maak geen ruzie, een vorm

van verdriet die invaliditeit veroorzaakt.

Frunnik aan uw haar, wiebel

wanhopig heen en weer in uw stoel.

Hier kleven echter wel wat haken en ogen aan:

 

massavernietigingswapens,

verse bloemen van vrouwelijke cannabisplanten,

een rauwe schoenzool te moeten consumeren

omdat er mogelijk niets gebeurt.

 

Week los in dat er niets gebeurt.

 

Luister zorgvuldig naar de waarzegger.

Voor mannen die klein en alleen wonen is het fijn

als iemand naar ze luistert. Geef mee.

 

Wees richtingloos. Het zijn me toch een draaikonten

en hun voeten wijzen nooit jouw kant uit.


 

verbuigingen


Mollen hebben een grijnsgrauwe kleur,

geen duidelijke kop zoals emelten of engerlingen.

Het zijn ratten met korte staarten

en klauwen, graanklandergiftig.

 

Ze zijn er goed in mensen tegen elkaar op te zetten

door te graven waar ze niet zijn

– een natuurlijke aanpak van schadewering.

Gevaarlijke oneffenheden ontstaan

in het gras, die enigszins lijken

op de plooien in een oude mensenhand

of het hemelruim.

 

Ze leggen speciale voorraadkamers aan

waarin ze wormen bewaren,

rouwvliegen, ontsierde vinkachtigen,

lichtbundels verlamd als een soort kluwen.

 

Ze blijven graven, met tussenpozen

frunniken aan het pas ingezaaide bed

in de trein der traagheid.





Gepubliceerd in Deus Ex Machina (BE) #177 (juli, 2021)